Op bezoek bij Geesje.

Op bezoek bij Geesje.

De afgelopen tijd ben ik qua tentoonstellingen behoorlijk aan m’n trekken gekomen. Da’s op zich bijzonder, want ik ben nou niet meteen wat je noemt een fanatieke museumbezoeker. ‘k Sla id. veel over. Maar sommige tentoonstellingen zijn zoals dat zo mooi heet: “a ones in a lifetime experience”. Kortgeleden nog helemaal naar Madrid gevlogen voor Andrew Wyeth en Antonio Lopez Garcia. Vooral Wyeth zal niet snel weer voorbij komen denk ik. Ook de overzichtstentoonstelling zoals die in het Noord Brabants Museum van Jeroen Bosch te zien is, zal je in dit leven niet meer meemaken. In Den Bosch ook niet, want er is geen kaartje meer te krijgen, tenzij je ’s nachts tussen 24.00 en 13.00 uur nog zin hebt. Ik sla hem over. ‘k Hoorde van een collega dat ie vooral veel achterhoofden had gezien, met hier en daar een reepje Bosch. Natuurlijk snap ik het belang van de schilder, maar ’t is gewoon niet mijn ding; die middeleeuwse rimram rondom hel en verdoemenis. 


Wat wel mijn ding is, is de schilder George Hendrik Breitner. In 1994 al eens een gigantisch grote overzichtstentoonstelling gezien in het Stedelijk Museum van Amsterdam; met schildrijen, aquarellen, tekeningen en foto’s, waarbij de “overkill” een regelrechte aanslag op je bevattingsvermogen was; want hoeveel Breitner(s) kan het netvlies van een mens op één dag aan? Gelukkig is de tentoonstelling “meisje in kimono” die nu te zien is in het Rijks een stuk beter te behappen. Bijzonder is dat het de eerste keer is dat alle werken bij elkaar hangen. Dus alle schilderijen, tekeningen en foto’s waar de kimono de hoofdrol in speelt. Of is die hoofdrol voor Geesje Kwak? Want zij was het die er model voor stond. 
Binnen het oeuvre van Breitner nemen de kimonomeisjes een bijzondere plaats in. Vanaf het begin had hij er ook veel succes mee. In die tijd (eind 1800) was de Japanse kunst behoorlijk populair in Europa. Niet alleen bij verzamelaars, maar ook bij kunstenaars. Zij werden erdoor geïnspireerd en zagen nieuwe mogelijkheden binnen hun eigen werk. Het groeide zelfs uit tot een eigen stijl, het “Japonisme”. In Frankrijk waren die invloeden bijvoorbeeld goed te zien bij Vuillard, Degas en Toulouse-Lautrec. Maar ook van Gogh deed er z’n voordeel mee. 


Breitner heeft er een geheel eigen draai aan gegeven. Hij hees Geesje in een veel te grote kimono en vleide haar op een sofa bekleed met oosterse tapijten en kussens. Als achtergrond diende soms een Japans kamerscherm, maar het kon ook een gewoon Hollands tegelwandje of een wit gestucte muur zijn. De poses waren gebaseerd op alledaagse handelingen, zoals het opsteken van het haar of het aanbrengen van een oorringetje. In de meeste gevallen echter, ligt ze in een ietwat ongemakkelijke houding op de sofa. Dat die houding wel degelijk ongemakkelijk was hebben we kort geleden proefondervindelijk vastgesteld toen we op een schildersclubje een model in een soortgelijke houding wilden hebben. Het had sowieso nogal wat voeten in de aarde om haar in de juiste stand te krijgen, maar het bleek schier onmogelijk om dat lang vol te houden. In het fotoarchief van Breitner zitten verscheidene foto’s waarvan de pose overeenkomt met die van een schilderij. Zelf deed ie daar nooit moeilijk over en gaf aan dat ie zich in z’n stadsgezichten ook vaak bediende van de fotografie. Bij Geesje zal dat ook zeker het geval zijn geweest.


Nou had Breitner wel vaker modellen op z’n atelier. Dat waren doorgaans volkse types. Hij hield niet van vrouwen uit de hogere klasse: “het karakter dáár is te flauw en te geesteloos. Het Jordaansche type, dat voor ieder wellicht niet even aantrekkelijk is, maar waarvan het eigendommelijk karakter toch door niemand zal ontkend worden”, sprak hem duidelijk meer aan. Toen Breitner begin april 1893 Geesje voor het eerst zag; ze was toen net 16, moet ie in haar het ideale model gezien hebben voor z’n kimono reeks. De eerlijkheid gebied te zeggen dat er in het begin natuurlijk nog geen sprake was van een reeks. Maar het eerste schilderij genaamd “het oorringetje”, waarop Geesje op de rug is afgebeeld in een prachtige blauwe kimono en waar ze voor een spiegel staat om een oorringetje in te doen is gelijk een voltreffer. In mijn ogen ook één van de mooiste uit de serie. Dat ik er niet alleen zo over denk wordt duidelijk uit het feit dat het schilderij toen destijds door kunsthandelaar Van Wisselingh binnen een week werd verkocht. Het is mede op aandringen van Van Wisselingh die meerdere positieve reacties op het werk had ontvangen, dat Breitner kort daarna aan een nieuw schilderij begon met weer Geesje in kimono als model.


Als je de hele serie van 13 schilderijen, één niet zo’n beste aquarel en een handje vol schetsen en foto’s zo bij elkaar ziet, vallen mij een aantal dingen op. In de eerste plaats het poëtische en intieme karakter van het werk. Dat heeft voor een deel te maken met de afgebeelde handelingen, of juist het ontbreken daarvan; maar het wordt ook vooral ingegeven door het model. Geesje weet iets los te peuteren bij Breitner, wat een ander model waarschijnlijk niet voor elkaar had gekregen. Daar hoeft ze niets anders voor te doen dan te zijn wie ze is. Het is vervolgens het lampje dat gaat branden, het kwartje dat gaat vallen, of de hemel die open breekt bij de kunstenaar. Zulke modellen zijn zeldzaam; toch kom je ze met regelmaat in de kunstgeschiedenis tegen en ze weten als muze vaak het beste in de kunstenaar naar boven te halen. Bij Breitner zie je dat mooi in de manier waarop hij haar gezichtje weergeeft. Op foto’s is te zien dat Geesje bepaald geen volslanke gezonde Hollandse meid uitstraling heeft. Eerder het tegenovergestelde. Een beetje aan de magere kant. Het gaat misschien wat te ver om te veronderstellen dat de TBC, waar ze uiteindelijk op 19 jarige leeftijd aan zou overlijden, zich toen al openbaarde. Ze oogt enigszins verlegen en in zichzelf gekeerd; dromerig zelfs. En dat is wat Breitner ook probeert weer te geven. Wat opvallend is, omdat hij zich normaal gesproken niet erg bezig houd met de gelijkenis van z’n modellen. Sterker nog, hij doet vaak totaal geen moeite om er een beetje een plezierig hoofd op te schilderen. In vergelijking met Isaac Israels, die daar gewoon een stuk handiger in is, heeft me dat ook lang in z’n werk gestoord. ‘k Heb het inmiddels geaccepteerd als zijnde typisch Breitneriaans en kenmerkend voor z’n oeuvre. Toch heb ik Breitner als schilder altijd interessanter gevonden dan Israels, juist om dat bonkige en weerbarstige. Israels is soepeler, lichtvoetiger; ook in z’n onderwerpkeuze.
Dat Breitner juist bij Geesje z’n best doet om haar te portretteren en dus niet zomaar een willekeurig hoofd op die kimono wil zetten, zegt voor mijn gevoel genoeg. Hij vond haar leuk, dat kan niet anders. Je moet in zekere zin een beetje verliefd worden op je model en daarmee bedoel ik niet als zijnde een geliefde, maar zoals je verliefd kunt worden op een plek, een dichtregel of in dit geval een model die geheel beantwoord aan dat wat jij als schilder wilt vertellen in verf.


Het was een bijzondere ontmoeting daar in het Rijks. Dat het me vooral om Geesje was te doen en pas in de tweede plaats om Breitner, moet ie maar opvatten als een compliment. Natuurlijk; zonder Breitner geen Geesje. Hij heeft haar tot leven gewekt. Zo erg zelfs, dat het voelt alsof ik haar nu nog beter ken. Ze werd maar 19 jaar, maar dankzij het talent van Breitner leeft ze voort. Voor Eeuwig.

De tentoonstelling: ”meisje in kimono” is nog te zien t/m 22 mei in het Rijksmuseum te Amsterdam.

26 april 2016






Reacties

Populaire posts van deze blog

Sterren op het doek

“El membrillo del sol”, oftewel: Een kweeperenboompje in de zon.

Final Portrait