Far from Needham, ver van Emmen.
Far from Needham, ver van Emmen.
Er is een schilderij van Andrew Wyeth met de titel:"Far from Needham". Het stelt een zwerfkei voor in de buurt van het plaatsje Needham, waar de Wyeth’s een tijdje hebben gewoond, voordat ze naar Chadds Ford, aan de oostkust van America verhuisden. Op de achtergrond is wat ze in Amerika een „witches broom tree" noemen te zien. Een boom die waarschijnlijk als gevolg van een blikseminslag z’n top heeft verloren en als reactie daarop als een bezetene is gaan uitlopen, met als gevolg een enorme bezem in de top van de boom. Op de voorgrond, haast beeldvullend de zwerfkei. Het kleurgebruik is uiterst sober. Veel grijzen en zwart. In de lucht gebeurt niets. Je zult bij Wyeth niet snel een indrukwekkende wolkenpartij tegen komen.
Oké, in z’n hele vroege aquarellen zien we inderdaad witte wolken tegen een intens ultramarijn blauwe lucht, maar al vrij snel zijn de kleurtjes van de baan en bedient hij zich tot ergernis van z’n vader van een paar aardkleuren en zwart. Van de zwerfkei bestaat ook een voorstudie in potlood, waarbij het gegeven is opgeleukt met twee schapen. Op de voorstudie is meer te zien dan op het definitieve eindresultaat. Bijzaken kunnen soms iets wezenlijks toevoegen, maar vaak wordt het beeld sterker als je de franje achterwege laat. Het schilderij roept net als bij andere werken van Wyeth allerlei associaties op. In dit geval zijn die nostalgisch van aard, wat niet wil zeggen dat het sentimenteel is. Wyeth is een gevoelsmens, maar kan in mijn ogen het sentiment meestal redelijk buiten de deur te houden.
Ik weet dat er mensen zijn die daar anders over denken, maar die hebben sowieso geen idee waar de man mee bezig was. Vanaf de eerste keer dat ik het schilderij onder ogen kreeg (ik heb het nooit in het echt gezien, maar het staat o.a. afgebeeld in het boek:"memory & magic") moest ik meteen denken aan m’n jeugdjaren in Emmen. M’n ouders verhuisden in 1961 van Groningen naar Emmen, omdat m’n vader er als handenarbeid en tekenleraar een aanstelling op de plaatselijke MAVO kreeg. 'k Vergeet nooit meer hoezeer ik onder de indruk was toen hij me als kleine jongen voor het eerst meenam naar een hunebed. Het beeld dat je als kleuter van de wereld om je heen vormt is altijd enigszins vertekent, omdat alles "bigger than life" lijkt, maar het is vooral ook allemaal nieuw en daardoor des te indrukwekkender. Ik kan me ook niet meer herinneren dat m’n vader me iets vertelde over de functie van die dingen. Het kan natuurlijk ook zijn dat ik dat heb weggestopt en ze gewoon mooi vond (wat voor mij doorgaans een reden genoeg is) en dat over die doden niet wilde weten.
En eigenlijk heb ik dat nog steeds; dat ik niet direct denk aan de dood en het daarom voor mij geen naargeestige plekken zijn. Juist niet, want ze liggen bijna allemaal op geweldige plekken in het landschap. Alle hunebedden van Nederland liggen in Drenthe, op één na; die van Noordlaren, die ligt net in de provincie Groningen. Verreweg de meesten zijn gelegen op de Hondsrug . We woonden in Emmermeer, een wijk die grenst aan het Valtherbos. Het eerste hunebed dat ik zag was die met het nummer D 40. Het ligt samen met twee kleinere exemplaren: D 38 en D 39 op een heideveldje in dat bos. Ik kon het vanuit huis gemakkelijk belopen. Het is een plek geworden waar ik tijdens m’n lagere schooljaren heel vaak kwam. Nou is Emmen qua hunebedden sowieso het paradijs op aarde, dus in no-time wist ik ze allemaal te vinden. Later kwamen daar de meer noordelijk op de Hondsrug gelegen hunebedden bij. Het grootste hunebed ligt bij het hunebed centrum in Borger. Dat centrum is gebouwd in 2005, dus ik heb het nog gekend toen het nog geen toeristische attractie van jewelste was. Maar is de grootste ook de mooiste? Daar kun je over discussiëren, maar ik vind van niet. Hij is wat rechttoe rechtaan, met al die dekstenen netjes op hun plaats; indrukwekkend maar saai.
Zoals wel vaker in het leven, heb ik een
voorkeur voor de lullige types. De types die het moeten doen met gebreken; die
zich niet aan je opdringen en die we maar moeten nemen zoals ze zijn. Tussen
Exloo en Valthe ligt D 31 en da’s zo’n beetje de “Spuit 11” onder de
hunebedden. Eén die het zonder dekstenen moet doen, althans; er is er één, maar
die ligt er een beetje zielig op z’n kant naast. En van de overige 7 stenen kun
je eigenlijk ook niet zeggen dat ze veel indruk maken. Klein en schots en
scheef, alsof dit de eerste is die die gasten destijds hebben gebouwd en er nog
een beetje in moesten komen. Toch vind ik hem heel leuk, bijna aandoenlijk en
de plek is één van de mooiste die ik ken. Maar de aller mooiste is natuurlijk
de aller eerste. Net als bijna alles in het leven kun je dit soort dingen ook
niet loskoppelen van het gevoel dat je erbij hebt. En waar de ene het over een
paar stenen heeft, gaat het bij een ander veel verder en dieper. Inmiddels
wonen we allang niet meer In Emmen, maar er toch ook weer niet zover vandaan
dat ik er niet meer kom. Integendeel, een hunebed is regelmatig een reden om er
weer naar terug te keren.
Op
het schilderijtje staat D 40 in al z’n glorie afgebeeld. ‘k Heb er een kleine
selectie van tekeningen bij gedaan. Je kunt dit soort onderwerpen niet vaak
genoeg bestuderen, zei hij, maar het zal voor velen overkomen als een
afwijking. Het zij zo.
16 oktober 2015
Reacties
Een reactie posten