Kipjes.
Kipjes.
Gisteren
tijdens het ontbijt viel het me op. Niet dat de twee schilderijtjes die zo mooi
bij elkaar passen kipjes zijn; dat lijkt me duidelijk, maar dat het ons eerste
schilderijtje is dat we ooit kochten en het laatste. Rechts “lakenvelders” van
Hennie van der Vegt. We kochten het in 1990 bij galerie Wiek XX, die toen nog
gevestigd was in de Korenstraat te Groningen. Later zijn ze verhuisd naar
Nieuwe Schans, maar bestaan nu al jaren niet meer. Het was toentertijd zo’n
beetje de enige galerie in het noorden die figuratieve kunst liet zien van
topniveau. Het beste van, wat later wel de “Noordelijke Figuratieven” werd
genoemd. Met de mannen en vrouwen van het eerste uur: Matthijs Röling, Wout
Muller, Clary Mastenbroek, Ger Siks en Trudy Kramer voorop. Onder de naam: Fuji
Art Association deden ze de grondvesten van de noordelijke kunstwereld trillen.
Ze waren “the talk of the town”, althans bij ons pas op de Academie Minerva
studerende snotapen. Ik keek huizenhoog op tegen iemand als Matthijs Röling,
die daar les gaf en waarvan je nou niet bepaald kon zeggen dat ie makkelijk in
de omgang was. Toch heb ik het meest aan hem gehad. Iemand had eens een stripje
gemaakt over ene Beertje Smalbil. Waarin Beertje toelatingsexamen doet. Het
arme kind krijgt het zwaar te verduren bij de toelatingscommissie. Matthijs
zegt niets, maar moet opeens niezen en proest op het laatste plaatje het gehele
werk van Beertje eronder, waarop Diederik Kraaipoel zegt: “kijk, Matthijs zegt
niet veel, maar als ie iets zegt: tjongejongejonge”. En zo was het tijdens de
lessen ook. Hij zei niet veel, maar als ie wat zei dan had je er ook wat aan.
In de slipstream van die docenten studeerden eind jaren70, begin jaren 80 veel
figuratief werkende jonge kunstenaars af. Zij waren de tweede generatie en ook
zij kregen bij Wiek XX het podium om hun werk te tonen.
Hennie was één van hen. Hennie schilderde in die tijd alles wat los en vast
zat. Variërend van een paar dode muggen in de vensterbank tot een plassende
geit. Kleine portretjes van donkere meisjes en veel zelfportretten. Die hadden
eigenlijk altijd iets komisch. Ik kan me nog één herinneren, waarbij hij
zichzelf had afgebeeld met een wit konijn op z’n hoofd. Maar goed, dus ook deze
kipjes. We vonden het prachtig en besloten op de opening van de tentoonstelling
het werkje te kopen. Toen Hennie er lucht van kreeg, zei ie iets opmerkelijks:
“waarom koop je nou dat schilderijtje?” Ik enigszins verbaasd, eh….., omdat we
het mooi vinden?” “Maar dat kan je zelf toch ook!” “Ja, misschien wel” zei ik,
“maar toch niet zo”. Hij had er vree mee en wij hadden het eerste schilderijtje
aan de wand dat niet door mij gemaakt was.
En toen kochten we afgelopen maandag dit piepkleine schilderijtje van Robin
d’Arcy Shillcock. Als we iets kunnen of willen kopen (wat niet altijd het geval
is) dan doen we een soort van spelletje. We kijken of we beide hetzelfde
kunstwerk mooi vinden. Soms is dat heel makkelijk, maar in dit geval niet, want
er hingen meer dan 500 werken verspreid over 3 wanden. Dit in het kader van een
intermezzo-tentoonstelling “visitekaartjes” bij galerie Paterswolde. Met een
beetje vals spelen of zo u wilt: hulp (klinkt beter), kwamen we er wel uit.
Al eerder schreef ik iets over onze oude witte kip die op een gegeven ogenblik kalkpoten kreeg en die we toen met succes hebben behandeld. Voor ons is dit een eerbetoon aan de lange adem. De lange adem van de kip (meer dan 10 jaar oud en legt al in geen eeuwigheid meer een ei), maar ook van de kunstenaar. Robin schreef er zelf in 2014 het volgende over: “Zonder gave gaat het niet, maar zonder ploeteren heeft de gave geen betekenis. Gevaar schuilt niet in hoog mikken en missen, maar in laag mikken en raken.
No guts, no glory.” Wat ons
betreft is dit in ieder geval een voltreffer. Thanks Robin
24 februari 2016
Reacties
Een reactie posten