Me and Mr. Wyeth.
Me and Mr. Wyeth.
Vanaf het moment dat ik het boek “Wyeth at Keurners” in handen kreeg, ben ik gefascineerd door het werk van deze Amerikaanse schilder. Dat moet ergens eind jaren zeventig geweest zijn. ‘k Weet niet precies welke docent er als eerste mee op de proppen kwam, maar ’k denk Piet Pijn of Matthijs Röling. Het boek dat eigendom was van Academie Minerva, maar kon “lucky me” gewoon via de schoolbibliotheek uitgeleend worden. Het lag vaker bij mij thuis dan dat het in de bibliotheek voor handen was. De bewondering voor het werk van Wyeth heb ik ook nooit onder stoelen of banken geschoven. Dat hoefde ook niet. Je kon dat in die tijd best hardop zeggen, want we hebben het hier niet over een één of andere Rien Poortvliet. Met opzet laat ik deze naam vallen omdat ik voordat ik op de academie kwam het werk van deze “beroemde” Nederlandse schilder (wie kent hem nog?) best mooi vond (‘k durf dat nu ook hardop te zeggen en op te schrijven!), maar ik kwam er al vrij snel achter dat dat in die tijd op de academie “not done” was. ‘k Begreep dat natuurlijk ook wel; ’t is nogal oubollig en illustratief. Hij schreef er ook altijd zo’n pretentieus verhaaltje bij. Kortom plaatjesmakerij en als zodanig werd dat ook af gedaan. Ook in het officiële kunstcircuit werd ie gemeden als de pest. En in het bijzijn van sommige docenten mochten we zijn naam nooit meer laten vallen. Mede omdat ie ook nog eens lid was van zo’n eng gereformeerd kerkclubje met van die typische Zeeuwse GPV opvattingen, waar je als ruimdenkende kunststudent eind jaren zeventig maar moeilijk mee uit de voeten kon. Dat ie bovendien ook nog eens erg met het koningshuis dweepte en er met de Oranjes regelmatig op uit trok om in de bossen van het Loo wat beestjes af te knallen, hielp ook niet mee. Maar toch, als je dan onbevooroordeeld naar zijn tekeningen van dezelfde dieren die ie ook graag afschoot kijkt (vreemd mechanisme eigenlijk), kun je niet anders concluderen dan dat ie dat wel degelijk op verantwoorde en kundige wijze op papier wist te zetten.
Maar wat heeft dit allemaal met Wyeth van doen? Nou, zo eerbiedwaardig als er met name door de Noord Nederlandse kunstenaars over Wyeth wordt gesproken, zo meewarig sprak men in zijn thuisland over hem. Met name de gevestigde en gerenommeerde kunstkenners en recensenten die de dienst uitmaakten van wat er wel en niet toe deed, hadden geen goed woord voor hem over. Wyeth was zeg maar de Rien Poortvliet van Amerika. We hebben het over de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw en natuurlijk ging het toen in de kunst over iets geheel anders. Sterker nog; Amerika was het middelpunt van alle tumult in en rond de kunst. Andy Warhol, Roy Lichtenstein, Mark Rothko, Jackson Pollock, Robert Rauschenberg, onze eigen Willem de Koening, dat waren de vernieuwers, de mensen waar je mee vooruit kon. Wyeth was achteruit, provincialisme, kunst voor domme mensen die moesten zien wat het voorstelt anders werd het hun allemaal veel te ingewikkeld. Ik chargeer het natuurlijk een beetje, maar die tendens was er zeker en zo heel ver zit ik er ook niet naast ben ik bang.
Maar zoals het wel vaker gaat met iets dat echt heel goed is, ook al is het
tegen alles en iedereen in; het komt vroeg of laat toch boven drijven. In
Nederland gebeurde iets dergelijks met Jan Mankes. Ook een éénling, die tussen
alle tumult om hem heen fluisterend werk maakt en toch gehoord word. Toen het
New Yorkse Museum Of Modern Art het schilderij: “Christina’s world” van Wyeth
aankocht, was het in no-time het bekendste werk van de schilder. Inmiddels is
het uitgegroeid tot iconische proporties. Dus die waardering voor Wyeth was er
zeker wel. Jammer genoeg kwam die vooral uit de conservatieve hoek, de
republikeinen zo u wilt. Hij raakte bevriend met acteur Charlton Heston, ja die
van de NRA wapenlobby en kwam bij Nixon en Bush over de vloer. Wyeth was niet
met politiek bezig en liet het allemaal maar een beetje over zich heen komen.
Dat heb je met die types; zijn met iets anders bezig en nemen de kermis eromheen
voor lief.
Hij heeft wel eens gezegd dat ie onzichtbaar zou willen zijn; één met z’n
omgeving. En ik denk dat hem dat ook in zekere zin is gelukt. Zowel op de
boerderij van de Keurners als bij Olson was ie vrij om te gaan en staan waar ie
wou. Er waren geen restricties. Dat kan alleen als je iemand volledig vertrouwd
en als je er geen last van hebt. Hij was er wel, maar je merkte hem nauwelijks
op; als zijnde onderdeel van het interieur.
Opvallend is dat het overgrote deel van z’n oeuvre bestaat uit studies.
Tenminste zo zag hij het zelf, maar je kunt ze ook heel goed als zelfstandige
werken bekijken. Juist door het onaffe en expressieve karakter ervan, geven ze
een mooi inzicht hoe de man te werk ging. Hoe hij steeds meer wist te focussen
op dat wat de essentie van het gegeven was. Potloodtekeningen gemaakt met een
simpel HB potloodje van dit niveau kom je in de kunstgeschiedenis niet vaak
tegen. Datzelfde kun je zeggen van de aquarellen en de schilderijen in de
zogenaamde drybrush techniek. Die zijn ongeëvenaard in hun zeggingskracht. En
ik ken niemand die met ei tempera dat kan wat Wyeth kan.
De grap van dit alles is dat ik nog nooit een schilderij van Andrew Wyeth in
het echt heb gezien. Inmiddels wel een imposante collectie van maar liefst 14
boeken via het internet vergaard, maar “the real thing” nog nooit. Groot was
m’n verbazing toen ik vernam dat er in het Thyssen Bornemisza Museum te Madrid
een tentoonstelling kwam van Andrew en z’n zoon Jamie. Nog nooit was er in
Europa een overzicht van z’n werk te zien geweest van deze omvang. Ik kreeg het
er Spaans benauwd van. ‘k Ben het type dat maar moeilijk de provincie uit te
branden is, laat staan het land. Gelukkig is m’n vrouw een stuk doortastender
en zag hierin meteen de “once in a lifetime opportunity” om me en in een
vliegtuig te krijgen en naar Spanje. Ronald en Janneke waren ook wel voor deze
onderneming te porren en zo kon het gebeuren dat het Ronalds 50 e
verjaardagscadeautje werd. M’n omgeving stond te klapperen met de oren, maar
het ging toch echt gebeuren. Zo zie je maar weer; als het vooruitzicht maar
interessant genoeg is, is iedereen in zo’n vliegende tube te krijgen.
Als bonus was er ook nog eens een grote tentoonstelling van de Madrileense
Realisten, met als absolute uitschieter Antonio Lopez Garcia. Door
kunstcriticus Robert Hughes uitgeroepen als de beste realistische schilder van
dit moment, kon ik dit oog in oog met het werk van deze gigant alleen maar
beamen. De bek viel me keer op keer open, niet alleen vanwege de onvoorstelbare
techniek, want dat zegt lang niet altijd alles, ’t gaat erom wat je ermee doet.
Bij Garcia wordt je als het ware in het schilderij gezogen. ‘k Had
herhaaldelijk dat ik al best lang naar een werk had gekeken en door wilde
lopen, maar het gewoon niet kon. Dat het me niet losliet. Dat ik er nog meer
van wilde zien. Dat ik er nooit op uitgekeken zou raken. In meerdere opzichten
waren beide tentoonstellingen een eyeopener. In ieder geval werden de toch wel
hoge verwachtingen omtrent beide heren moeiteloos ingelost. Highlights?
Eigenlijk was het één grote highlight bij elkaar, maar met het mes op de keel
kies ik van Andrew Wyeth voor “snow flurries” Een in z’n eigen woorden nogal
problematisch schilderij. “It’s just a hill with nothing realy much to grasp
at, but it’s also the whole world”. Hij heeft een paar keer op het punt gestaan
om het ding uit het raam te flikkeren, maar zag er kennelijk steeds nog genoeg
in omdat niet te doen. Op een dag besloot ie om er een pot karmijn rood
overheen te gooien. Hij nam grote risico’s met z’n schilderijen, met het gevaar
het volledig te verknoeien. Maar het daagde hem ook uit. Dat ie na zo’n
rigoureuze ingreep als het ware weer verder kon. Op plaatjes had ik al wel zo’n
vermoeden dat het hier om een bijzonder schilderij ging, maar in het echt zie
je die karmijn rode glacis dwars door de andere verflagen heen; het effect
ervan is adembenemend. ‘k Ben vaak teruggelopen om het nog een keer te
bekijken. Al met al heeft ie er een jaar aan gewerkt en vaak gedacht dat ie het
niet voor elkaar zou krijgen; how bad can you be wrong Mr Wyeth.
Van Antonio kies ik voor: “sink and mirror”. Een onvoorstelbaar schilderij van
een wastafel met daar boven een glazen planchet met toiletspulletjes en daar
weer boven een spiegel. Allerdaagser kom je het niet tegen ben ik bang. Dat je
vervolgens met verf tot zoveel schoonheid kan komen, was toen ik het ooit voor
het eerst in een boek zag afgebeeld al een eyopener van jewelste, maar in het
echt is het niet meer te vatten in woorden. Ga ik dus niet eens proberen ook.
Ga zelf maar kijken. Eigenlijk geld dat voor elk werk van hem; dat ie het op
een sublieme manier boven het gewone weet uit te tillen en je er eindeloos
gefascineerd naar kan blijven kijken. Ook in z’n tekeningen weet ie een
ongekende intensiteit te bewerkstelligen, waardoor je alleen maar ademloos naar
het beeld blijft gapen. Ik zal het in ieder geval nooit vergeten. Het was mede
door het fijne gezelschap “a once in a lifetime experience”.
‘k Doe er ook nog een fotootje van Antonio Lopez Garcia bij, staande op de plek
vanwaar hij de Gran Via heeft geschilderd. Het is op deze Madrileense
verkeersader altijd druk. Op het schilderij dat Antonio ervan maakte is daarvan
niets te zien. Geen auto’s, geen mensen, helemaal leeg. Alleen het prachtige
stadsgezicht. Jammer genoeg hing het niet op de tentoonstelling. Je kunt niet
alles hebben en wat er hing was meer dan genoeg.
19 april 2016
Reacties
Een reactie posten