Gevonden.
Gevonden.
Van de week wilde ik op m’n schilderclubje te
Sappemeer iets uitleggen over het mengen van huid tinten. Nou vind ik altijd
dat je een beetje moet oppassen met dingen voordoen, dus in dit geval hoe je
huidtinten mengt, want het gevaar is dat je mensen een soort van recept geeft
en dat is in mijn optiek niet raadzaam. Voordat je het weet sta je een beetje
de Bob Ross uit te hangen waarbij je voordoet hoe je een dennenboom, een
besneeuwde bergtop of een waterval moet schilderen. Ik denk dat je een eigen
kleuren pallet moet ontwikkelen en dat doe je niet door je aan een soort van
receptuur te houden, maar om te experimenteren met je mengingen. Toch kan het
soms handig zijn om op een bepaalde manier te werk te gaan, gewoon omdat het
efficiënt is en je dus sneller resultaat boekt. Daarbij is jezelf beperken
altijd een goed idee, want hoe eenvoudiger je een schilderkunstig probleem
aanpakt, des je sneller krijg je er grip op. Dat geldt ook voor het mengen van
huidtinten. Daarom is het zogenaamde Zorn palet vooral voor de portretschilders
onder ons een aanrader om eens uit te proberen. De kans is groot dat je er de
rest van je schildersleven in grote lijnen aan vast blijft houden.
Anders Zorn was een bekende Zweedse schilder die
leefde van 1860 tot 1920. Beroemd; met name om z’n portretten die hij veelal
schilderde met een zeer beperkt kleuren palet bestaande uit rood ( b.v.
ijzeroxide rood, maar kan ook cadmium rood zijn), gele oker, zwart (ivoor
zwart) en titaan wit. Je kunt daar desgewenst nog ultramarijn blauw aan
toevoegen, voor als je echt de koele kant op wil.
Ik had geen zin om in de enorme berg met tubes waar ik
dagelijks m’n verf uitknijp die specifieke kleurtjes uit te zoeken, dus ik
besloot m’n zogenaamde Frankrijk kistje mee te nemen. ’t Is een kistje wat ik
altijd paraat heb staan en waar alle benodigdheden in zitten voor het buiten
schilderen. Uiteraard zit daar ook rood, geel, zwart en wit in, dus waarom
moeilijk doen als het ook makkelijk kan. Voor de zekerheid nog wel even checken
natuurlijk. Bij het openen valt m’n oog meteen op het schilderijtje in de
deksel. Jemig, die was ik al een tijdje kwijt. ‘k Heb het geschilderd in de
laatste week van september 2019 tijdens onze schilderweek in de Bourgogne, maar
heb het bij thuiskomst nooit uit het kistje gehaald. Uiteraard wist ik nog wel
dat ik het had gemaakt, maar ‘k kon het nergens meer terug vinden. Dacht nog
dat ik het op m’n kamer in Frankrijk heb laten liggen, maar ‘k heb Annemarie er
nooit over gehoord en die is er sindsdien nog minsten één keer geweest. Het
afgebeelde huis is overigens niet het huis van Annemarie, waar we met z’n allen
logeerden, maar dat van de buren. Het jaar daarvoor had ik dat huis ook al eens
geschilderd; min of meer vanaf dezelfde plek, maar dan met een tekenende Peter
Durieux erop, die het huis vanaf een ander standpunt aan het vereeuwigen was.
Dat werkje heb ik hem toen cadeau gedaan, vandaar deze tweede versie zonder
Peter. Het voordeel van een onderwerp nog eens aanpakken is uiteraard dat je
het al eens gedaan hebt, dus eventuele gemaakte fouten in een eerdere versie
kun je een tweede keer vermijden. Zo had ik de horizon op het eerste schilderij
nagenoeg in het midden van m’n paneel geplaatst en da’s qua compositie nooit
slim. Uiteindelijk toen maar een stukkie van de bovenkant afgezaagd, maar dat
is natuurlijk een noodgreep die je liever niet toepast. Verder waren de
weersomstandigheden wel echt anders. De eerste versie van 2018 is zonniger. Het
weer was in 2019 niet echt om over naar huis te schrijven. Veel bewolking met af
en toe een bui en zelfs een gehele regenachtige dag. Bij het terug zien dacht
ik wel; best een aardig werkje en ik ben ook blij dat het eindelijk boven water
is.
8 februari 2020
v
Reacties
Een reactie posten