Twee keer een trap
Twee keer een trap.
Na een paar weken druk te zijn geweest met de
crowdfunding voor m’n boek: “’t Is wat het is” en een aantal portretten die nog
op de plank lagen, nu eindelijk twee werken kunnen afmaken die ik vorig jaar
september heb opgestart. Twee keer dezelfde trap bij Villa Clementina, maar
gezien van verschillende standpunten. ’t Is inmiddels een favoriet onderwerp
van mij geworden. Afgelopen september was ik er met 10 collega’s voor de 5e
keer en toch kom ik steeds weer met een aantal schilderijen van deze trap
thuis. Doordat een grote struik het uitzicht op het gegeven in de voorgaande
jaren behoorlijk belemmerde, was ik soms een beetje aangewezen op m’n fantasie;
iets wat ik niet graag doe. Ben wat dat betreft een echte waarnemer die het
gegeven duidelijk voor ogen wil hebben. Wat niet wil zeggen dat ik slaafs die
werkelijkheid kopieer. Zo wordt er nog wel eens geschoven met bepaalde
elementen binnen de compositie of laat ik dingen weg of voeg iets toe, maar ik
wil het wel gezien hebben. Alles kan en mag als het schilderij er voor mijn
gevoel maar beter van wordt.
Meestal maak ik pas een foto van het werk als het door
mij voor af wordt verklaard, of ik besluit om er verder niets meer aan te doen,
maar 'k had nu voor de verandering de voorgaande stadia ook gefotografeerd. Er
is overigens geen enkel werk echt af als we weer op huis aan gaan. ‘k Kom
eigenlijk alleen met opzetjes thuis; de één wat verder of beter dan de ander,
maar helemaal af is het nooit. Neemt niet weg dat een opzetje ook zo z’n eigen
kwaliteiten heeft, waardoor het maar erg de vraag is of het er beter van wordt
als je er verder op door gaat.
Als je en plein-air schildert is het wel zaak dat je
een beetje opschiet. Omdat de zon draait heb je eigenlijk niet meer dan 2 uur
om het gegeven erop te slingeren, vandaar dat bij mij de weg van A naar B een
min of meer rechte lijn is, waarbij er vrij weinig ruimte is om te freewheelen.
Van de week zag ik een post van collega Christiaan
Afman, waarop de eerste staat van een stadsgezicht te zien was en hoewel het er
best aantrekkelijk uitzag, kon ik er geen chocola van maken. Het deed nog het
meest denken aan een lyrisch abstract werkje, maar het leek nog in de verste
verte niet op dat wat het moest worden. Ook bij collega’s Klaas Werumeus Buning
en Flip Gaasendam herken ik wel zo’n werkwijze, waarop er eerst naar een soort
van sfeer wordt gezocht om pas in een later stadium iets concreter te worden.
Deze benadering levert doorgaans een suggestief beeld op waar (schijnbare)
toevalligheden ten volste worden benut.
Als je maar weinig tijd hebt is het altijd een beetje
balanceren tussen die twee benaderingen; wat laat ik zien en wat suggereer ik.
Meestal denk ik er nooit zo over na en ga ik vrij intuïtief te werk. Ook als je
later thuis besluit om er nog wat aan te doen is het altijd oppassen geblazen,
want voor je het weet schiet je je doel voorbij. De charme van zo’n vlot
opgezette schets gaat dan vaak verloren, maar je hoopt dat er wat anders voor
in de plaats komt; b.v. iets van een grotere intensiteit. Soms heb je spijt als
haren op je hoofd, maar soms ook niet; het blijft altijd een gok. Het gevoel
dat er misschien nog wat meer te halen valt overheerst bij mij altijd, dus de
kans dat ik de plank mis sla is ook levensgroot aanwezig. Verder is het
wellicht ook een kwestie van smaak, maar oordeel zelf.
14 februari 2021
Reacties
Een reactie posten