Een reactie op een veel voorkomende vraag

 Een reactie op een veel voorkomende vraag. 

“Waarom zou je iets wat al bestaat precies naschilderen”: Willem Pleijsier.

Lang nagedacht of ik hier wel op zou reageren; hoeft namelijk niet, want vragen of opmerkingen van vergelijkbare strekking komen wel vaker voorbij bij realistisch werkende kunstenaars. Opmerkingen als: “Is het geschilderd? Het lijkt wel een foto! Wat knap!” Het antwoord is in mijn optiek net zo voor de hand liggend als de vraag, maar ‘k ga toch een poging wagen om het één en ander inzichtelijk te maken; niet alleen voor Willem, want die mag er net als ieder ander van vinden wat ie wil, maar omdat zulke opmerkingen niet in alle gevallen terecht zijn. ‘k Had er trouwens ook al eerder eens iets over gemeld, maar dan in een andere context.

“Waarom zou je iets wat al bestaat (precies) naschilderen” ‘k Heb het woordje “precies” met opzet even tussen haakjes gezet, want daarin zit hem natuurlijk de crux. Iets naschilderen wat al bestaat doen natuurlijk alle figuratief werkende schilders; dus niet alleen de realisten, maar ook de impressionisten en de expressievelingen onder ons. Maar ik snap wel wat Willem eigenlijk bedoeld; als je het zo precies wilt weergeven, waarom neem je dan geen foto? In zijn optiek is het waarschijnlijk ook mijn bedoeling om het op een foto te laten lijken. Niets is echter minder waar. Uiteraard is het wel degelijk m’n bedoeling om dat tafeltje met alles erop en eraan tot in het kleinste detail weer te geven; het is namelijk mijn schildertafeltje en niet die van iemand anders. Ik wil dat daar geen twijfel over bestaat. Ik ben ook helemaal niet geïnteresseerd in schildertafeltjes in het algemeen. Om die reden is dat tafeltje een soort van zelfportret; iets wat onlosmakelijk met mezelf verbonden is. Ook als ik een portret schilder, of dat nou van mezelf is of van iemand anders, dan doe ik dat niet omdat ik een hoofd wil schilderen, maar omdat het me om die specifieke persoon gaat; met die specifieke uitstraling en gelaatstrekken. Dat het moet lijken is bijna een eerste vereiste.

In het begeleidende stukje tekst bij het schildertafeltje haalde ik de schilder Antonio Lopez Garcia aan en een paar weken terug had ik nog een film van Victor Enrice besproken waarin Garcia een kweeperenboompje in z’n tuin (na)schildert en tekent. Bij hem gaat het om hele specifieke plekken (Gran Via in Madrid) of dingen (sink & mirror) en dus niet om een algemene voorstelling van een kweeperenboompje, maar juist dat specifieke kweeperenboompje in zijn tuin. Ook bij Andrew Wyeth zie je eenzelfde belangstelling en obsessieve manier van waarnemen van het onderwerp. Beide schilders bedienen zich ook nadrukkelijk niet van de fotografie, maar werken direct naar de waarneming. Wat mij betreft is dat niet persé een voorwaarde, maar meer een keuze. Hun werk is weliswaar heel realistisch, maar absoluut niet fotografisch. Bovendien heeft iedere schilder een handschrift, een eigen kleurgebruik en een eigen manier om met schilderkunstige principes om te gaan.

In mijn eigen werk heb ik altijd een beetje lopen zwalken tussen het impressionisme en het realisme. Niet omdat ik geen keuze kan maken, maar beide benaderingen zitten in mijn karakter besloten en het hangt heel erg van het onderwerp en m’n stemming af wat in het uiteindelijk resultaat de overhand gaat krijgen. ‘k Hou ook erg van een mooie combi van beide en van suggestie versus realisme. Als het goed is versterkt het één de ander.

In mijn poging om het schildertafeltje te vereeuwigen wilde ik geen impressie van dat tafeltje geven, maar het object in z’n volle glorie tonen zoals het is. Met fotografie heeft dat in zoverre iets van doen dat fotografie voor mij een hulpmiddel is en vooral bedoeld als geheugensteuntje voor de vorm. Mijn toonwaardes en kleurgebruik haal ik uit de directe waarneming.

Tijdens mijn opleiding aan Academie Minerva eind jaren 70 begin jaren 80 liet docent Matthijs Röling zich een keer tijdens de les het volgende ontvallen: “ik ben niet zo geïnteresseerd in de waarneming an sich, maar in de kwaliteit ervan”; met andere woorden: het gaat om de intensiteit waarmee het waargenomene wordt weergegeven. Iets wat overigens in mijn optiek voor alle kunst geldt.

De grap is dat veel realistische schilders de fotografie als hoogste goed zien en ook bewust de keuzes die de camera maakt overnemen in hun werk. Dat werk kun je met recht fotorealisme noemen. Er zijn echter ook schilders die op het eerste gezicht weliswaar realistisch werk maken, maar de fotografie niet als hoogst haalbare zien en meer vertrouwen op hun eigen ogen dan op de camera.

Henk Helmantel is hiervan wel een goed voorbeeld. Iedereen zegt altijd dat het zo knap is wat ie doet en dat het wel een foto lijkt, maar ik zie bij hem eigenlijk meteen dat het geen foto is, maar een schilderij. Net zoals ik altijd meteen zie of iets een (na)geschilderde foto is.

Verschil van mening blijf je natuurlijk altijd houden en iedereen mag ervan vinden wat ie wil, maar ik hoop dat dat wezenlijke verschil ook in mijn werk te zien is; zo niet dan heb ik jammerlijk gefaald.

Bij deze een aantal foto’s van “The making of”, plus enkele details van het schilderij, om het verschil tussen geschilderd en gefotografeerd weer te geven.

P.s. Niet iedereen met een kritische noot aangaande m’n werk kan rekenen op een uitgebreid antwoord. ’t Moet wel een beetje leuk blijven vind ik.

17 oktober 2021










 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Sterren op het doek

“El membrillo del sol”, oftewel: Een kweeperenboompje in de zon.

Final Portrait