Drie getekende zelfportretten
Drie getekende zelfportretten.
Lang voordat het ook maar in mij opkwam om naar de
kunstacademie te gaan, of dat ik überhaupt van het bestaan af wist, tekende ik
al veel; niet gewoon veel, maar bovengemiddeld veel. Pas veel later kwam dat
schilderen een beetje om de hoek kijken, maar dat had toen al een behoorlijke
achterstand opgelopen ten opzichte van het tekenen. ‘k Tekende vooral
portretten; eerst van striphelden en later van popsterren of gewoon vanuit de
fantasie. Mijn fantasie was toen beter ontwikkeld dan nu, want ik doe nu niks
meer uit het hoofd. ‘k Ben een echte waarnemer geworden die het onderwerp voor
zich moet hebben om geïnspireerd te raken. Tussen al die portretten zat soms
ook een zelfportretje. Of daar een speciale bedoeling achter stak weet ik
eigenlijk niet meer zo goed. ‘k Hield toen erg van de surrealisten en dat
sijpelde ook wel door in m’n tekenwerk. Er wordt wel beweerd dat kunstenaars
die zich bezighouden met het zelfportret navelstaarders en narcisten zijn, of
in ieder geval graag naar zichzelf kijken omdat ze vinden dat ze mooi,
aantrekkelijk dan wel interessant zijn. In het huidige tijdperk van de selfie
zou die gedachte niet eens zo gek zijn, want we worden overspoeld met
afbeeldingen van mooie mensen die dat van zichzelf weten en het vervolgens ook
graag van de rest van de wereld willen horen. Regelrechte ijdeltuiterij en het
staat in mijn ogen ook haaks op het idee wat ik over het zelfportret heb. ‘k
Kan me ook niet herinneren dat ik zo’n tekeningetje van mezelf vol trots aan
m’n vriendjes liet zien, om over vriendinnetjes nog maar te zwijgen. ’t Zal
vooral geweest zijn om te oefenen denk ik, zoals ik bijna alles met die
intentie deed. Je bent toch een soort van dolende jongeling die op allerlei
vlakken maar wat uitprobeert.
Eenmaal op de academie werd m’n horizon in rap tempo
verbreed door enerzijds de kunstgeschiedenislessen en anderzijds de
persoonlijke favorieten van de docenten. ‘k Moet eerlijk bekennen dat ik
daarvoor ook niet zo gek veel over kunst en kunstenaars afwist. Ja, de grote
namen die iedereen kent, maar daarbuiten was vrijwel alles nieuw voor mij. Zo
viel bij sommige docenten de namen van Jan Mankes en Dick Ket. Ik had nog nooit
van ze gehoord, maar wat ik ervan zag middels meegenomen kunstboeken vond ik
fantastisch. Dat gold voor hun gehele oeuvre, maar in het bijzonder voor de
zelfportretten. Hoewel zeer verschillend, waren ze beide heel erg overtuigend
en met een intensiteit die ik alleen van Rembrandt en van Gogh kende. ’t Waren
eyeopeners van jewelste en sindsdien heb ik een extra belangstelling voor
kustenaars die deze bijzondere tak van sport beoefenen. Albrecht Dürer,
Leonardo da Vinci, Jan van Eyck, Paul Gauguin, Pablo Picasso, Egon Schiele,
Frida Kahlo; allemaal fascinerende beoefenaars van het zelfportret. Dat was ook
het geval bij docent Matthijs Röling en we werden door hem aangespoord om
hetzelfde te doen. Dat had natuurlijk ook een praktische reden, want je bent
zelf het geduldigste model en bovendien altijd beschikbaar. Bij de meeste
mensen uit m’n klas bleef het bij een éénmalige exercitie. Het ongemakkelijke
gevoel dat het teweeg kan brengen als je zo geconcentreerd naar jezelf zit te
kijken, was voor de meesten too much, maar het lag mij wel en ik vond het in
tegenstelling tot de anderen niet vervelend en eigenlijk best leuk om te doen.
Sindsdien ben ik ze blijven maken; in ieder geval elk jaar eentje, maar meestal
werden het er meer.
Wat ons brengt bij de prangende vraag: waarom zou je
in vredesnaam zelfportretten maken? Als je er een verdienmodel op los laat, kom
je al gauw tot de conclusie dat je nog beter bloempotten kan verkopen dan
zelfportretten. Dus waarom zou je? En waarom zo veel? Rembrandt heeft er meer
dan 80 gemaakt: tekeningen, etsen, schilderijen. Ze waren in z’n jonge jaren
ook bedoeld als showpiece; om te laten zien wat ie als schilder in z’n mars
had, maar ook om te tonen hoe succesvol hij was door zich in luxe kleding te
hullen. Dat z’n latere zelfportretten een geheel andere Rembrandt laten zien
heeft deels te maken met het feit dat hij de nodige ups-and-downs heeft gekend,
maar ook dat je de zin en de onzin in het leven beter van elkaar weet te
scheiden. Dat hij zichzelf als schilder genadeloos eerlijk en zonder enige
opsmuk durfde neer te zetten was voor die tijd hoogst ongebruikelijk. We hebben
het wel over de 17 e eeuw, waarin iedereen die het zich kon veroorloven wel
eventjes op z’n allerbest de eeuwigheid in geschilderd wilde worden.
Dat later mede door toedoen van Vincent van Gogh de
gedachte ontstond dat het zelfportret als “een venster tot de ziel” gezien
moest worden en dat een gelijkenis niet meer persé noodzakelijk was, met als
gevolg dat vooral de getormenteerde zielen onder ons de misère middels hun
eigen gelaat van zich af probeerden te schilderen. Schiele, Gauguin en Kahlo
zijn daar goede voorbeelden van, maar ook bij Mankes en Ket valt de kwelling
van het verval wel degelijk van hun zelfportretten af te lezen. Mankes overleed
op 30-jarige leeftijd aan TBC. Zijn zelfportretten tonen veelal een zieke man
waarvan de huid soms meer weg heeft van porselein dan van iemand van vlees en
bloed. Dick Ket schilderde zichzelf met ontbloot bovenlijf om z’n hartafwijking
te tonen. Bovendien zien we op veel van z’n zelfportretten z’n handen en
vingers die als gevolg daarvan enigszins misvormd zijn. Ket zou uiteindelijk
nog 38 jaar worden, terwijl doctoren z’n ouders hadden verzekerd dat hij z’n 10
e levensjaar niet zou halen.
Toch zou ik mijzelf zeker niet tot die groep van
kunstenaars willen rekenen. ‘k Ben ten eerste al niet zo beroemd, maar ‘k sta
binnen m’n werk veel onbevangener tegenover de wereld om me heen, dan in het
echte leven. Je zou het best een vlucht uit de werkelijkheid kunnen noemen. Zo
voelt het namelijk ook als ik bezig ben; je wordt één met wat je aan het doen
bent en vergeet alles om je heen. Matthijs Röling zei eens in een interview dat
het schilderen bezit van hem nam, nou zoiets dus.
Philip Akkerman, een schilder die alleen maar
zelfportretten maakt, vindt het prettig dat je in een zelfportret niet hoeft te
pleasen en dat het je daarom alle vrijheid geeft om er keer op keer met een
vernieuwde blik mee aan de slag te gaan en in zijn geval ook eindeloos met het
gegeven durft te experimenteren. Iets soortgelijks zien we bij Tamara Muller. Zij
gebruikt verschillende uitdrukkingen van haar gezicht om personages binnen een
geschilderd toneelstuk in te vullen en zodoende een eigen verhaal te
construeren over goed versus kwaad; angst versus agressie; onschuld tegenover
lust; enz. Ik vind het prachtig werk, maar zulke experimenten zijn niet
weggelegd voor mij. Het past gewoon niet bij mij. ‘k Heb blijkbaar genoeg aan
de werkelijkheid en vind die al ingewikkeld genoeg. De (getekende)
zelfportretten van Co Westerik vind ik bijzonder fraai en zijn ook wel meer
verwant aan dat wat mij voor ogen staat. Bij hem is het ook vooral een
onderzoek en oefenen op je eigen gelaat. De beeldhouwer/tekenaar/schilder
Alberto Giacometti, die vreemd genoeg nauwelijks zelfportretten heeft gemaakt,
maar waarvan je gerust kunt stellen dat alles wat er uit z’n handen kwam in
zekere zin een zelfportret is, zei over het portret: “hoe beter je iemand leert
kennen, hoe moeilijker het wordt, maar je werk wordt er ook rijker door”. Een
andere uitspraak van hem is: “ik werk voor mezelf om dat wat ik zie beter te
leren begrijpen”. Ik kan me daar prima in vinden. ‘k Weet niet meer wie het
zei, maar ‘k las ook eens ergens: “Ik ben een betere portretschilder geworden
nadat ik zelfportretten ben gaan maken”.
Met narcisme of ijdeltuiterij heeft het niks van doen.
Is denk ik ook de reden waarom het grootste gedeelte van het werk van Picasso
mij niks zegt en dat Giacometti mij diep raakt. Ha, je moet het maar durven
zeggen!
‘k Kijk ook altijd met groot genoegen naar
collega-schilders die regelmatig in de spiegel turen voor een portie
zelfonderzoek. Kunstenaars als Matthijs Röling, Klaas Werumeus Buning, Dinie
Boogaart, Pieter Pander, Douwe Elias, Theo van Egeraat, Rein Pol en last but
not least Sam Drukker. ‘k Vergeet er vast een boel, maar ’t is een lijstje van
kunstenaars die ik ook op Facebook en Instagram volg.
Een mooi overzicht van de zelfportretten van Sam
Drukker zijn vanaf april 2022 te bewonderen in het Drents Museum. ‘k Kan niet
wachten om het werk van deze tijdgenoot weer eens in het echt en dan ook nog in
het Noorden te zien! En als klap op de vuurpijl komt er ook nog een boek uit
van al dit fraais; het kan niet op! ‘k Zet het allemaal op m’n to do lijstje.
’t Was de bedoeling dat het een kort begeleidend
tekstje zou worden bij 3 van m’n laatste getekende zelfportretjes, maar zie wat
ervan komt. Harma plagt mij van tevoren altijd te waarschuwen: “wees niet te
lang van stof!”. ’t Is tegen dovenmansoren gericht ben ik bang. Het is niet
anders.
P.S. Voor alle duidelijkheid: in het verleden maakte
ik m’n zelfportretten altijd met behulp van een spiegel en dacht dat dat ook
bij de spelregels hoorde. ‘k Kreeg dan wel steeds dezelfde geconcentreerde blik
die bij tijd en wijle als boos werd ervaren. De laatste jaren gebruik ik ook
wel foto’s en kies dan voor een uitdrukking die me op dat moment het beste
past. Deze drie tekeningen zijn op die manier ontstaan.
28 december 2021
Reacties
Een reactie posten